“Achteromkijken helpt niet,” aldus een citaat van de Nederlandse dichter Bergman (1921-2009). Het citaat gaat verder; “vooruitzien kan niet, wij hebben geen poot om op te staan.” Iedere fotograaf weet dat achteromkijken wel degelijk helpt. Wie enkel vooruitkijkt mist de halve wereld, aldus het citaat van de fotograaf Gerry van Roosmalen, 1963-20??.
Onlangs was ik op pad met de IJslandse gids Einar Rúnar Sigurðsson. Einar heeft een zesde zintuig voor het vinden van de mooiste ijsgrotten in de grootste Europese gletsjer, de Vatnajökull. Met zijn superjeep verruilden we de hoofdweg aan de zuidkust van IJsland met een jeep trail. Behendig stuurde Einar zijn superjeep door kuilen, over hellingen en door rivieren.
Een smeuïge ondergrond
Door de ingezette dooi zat er een kilometer voor de gletsjertong niets anders op dan de auto achter te laten en het laatste stuk te lopen. Lopen over het zompige terrein was al een avontuur op zich. Als je bij de ene stap vaste grond onder je voeten had, moest je bij de volgende stap ineens een sprintje trekken om te voorkomen dat je tot ver boven je enkels weg zou zakken in de smeuïge ondergrond.
Het voelde prettig om te staan op het duizend jaar oude ijs van de gletsjertong Breiðamerkurjökull. Slipvrij dankzij stevige crampons zette we koers naar de ijsgrotten. Als een kind in een snoepwinkel liep en kroop ik door de grotten. Lichtinvallen, ijsstructuren, watervalletjes en een kleurenpallet van helderwit tot diepblauw. Een ruimte die respect afdwong, zo’n ruimte waar je niet met elkaar spreekt, maar waar je begrijpend naar elkaar knikt in plaats van uit te schreeuwen hoe mooi het is. Een ruimte waarin je niet praat maar fluistert.
In zo’n plaats wordt je overvallen door meer inspiratie dan tijd. Je wilt rustig werken, maar beseft ook dat je niet alle foto’s kunt maken die je zou willen maken. Dat zou nog niet kunnen al mocht je hier een hele week verblijven.
Claustrofobisch of niet?
Bij de ingang van een tweede grot informeerde Einar of ik wellicht claustrofobisch was. Nu denk ik van mezelf dat ik dat niet ben, maar op het moment dat ik mezelf door smalle gangetjes moet murwen, of laag over de grond moet kruipen om in een andere ruimte te komen schieten er wel eens verontrustende gedachten door mijn hoofd. Vooral “wat als”, of “stel je voor dat”. Al die gedachten verdwenen dit keer op het moment dat ik aankwam in een van de wat grotere ruimtes van deze ijsgrot. Daar aangekomen bleven enkel de vragen; welk objectief moet ik gebruiken, welk diafragma is het best, waar is mijn draadontspanner en hoe zet ik hier in vredesnaam mijn statief neer.
Aan het einde van “mijn tijd” pakte ik de camera in en kroop terug door de smalle spelonken en onder hangende ijsformaties. Toen ik mij oprichtte stond ik oog in oog met bovenstaande beeld. Ik was daar onderdoor gelopen en had het niet gezien.
Achteromkijken helpt dus wel.